Ter gelegenheid van de verschijning
van mijn nieuwe kinderboek een oude column in een nieuw jasje.
Guus is in het stadion.
In het voetbalstadion. Samen met papa. Ze kijken naar een wedstrijd. Een
wedstrijd van Vitesse. Er wordt gezongen en geschreeuwd door de mensen op de
tribunes.
‘Pap, wat roepen die
meneren?’ vraagt Guus.
‘Welke meneren?’
antwoordt papa.
‘Die meneren aan de
overkant, achter dat glas.’
‘Dat zijn geen meneren,
Guus, dat zijn NEKKERS.’
‘Wat roepen die NEKKERS,
pap?’
Papa kijkt Guus even aan,
kijkt even bedenkelijk en zegt dan:
‘Ze roepen allerlei
dingen over ons.’
‘Wat dan?’ wil Guus
weten.
‘Tja eh… nou dat we
homo's zijn. Wij zijn de homo's van Vites. Dat is wat ze roepen.’
‘En dat zijn we niet, hè
pap, homo’s? Toch?’
‘Nee’, antwoordt papa, ‘maar
we zijn wel van Vites!’
‘Dat is toch niet aardig
van die NEKKERS, dat ze dat roepen, hè pap?’
Papa geeft Guus een aai
over zijn bol en zegt: ‘Weet je, Guus, het zijn een beetje domme meneren. Laat
ze maar roepen.’
Papa kijkt weer naar de
wedstrijd.
‘Ja,’ roept hij opeens,
‘schieten! GOAL! Vako! Zie je wel, ik zei toch dat we gaan winnen!’ Papa staat
te springen en te juichen. En Guus doet mee. Hij staat zelfs op zijn stoeltje
te springen. ‘Dit vinden die NEKKERS niet leuk, hè pap?’
‘Nee, Guus, dat vinden
ze zeker niet leuk, ha, ha!’ Papa is heel blij, dat kan Guus wel zien.
‘Pap, ze roepen weer dat
we homo's zijn.’
‘Dat is niet erg, hoor,’
antwoordt papa, ‘kijk maar, de jongens op Zuid klappen er zelfs om. Eigenlijk,
eigenlijk is het een soort compliment.’
‘Een compliment?’ Guus
kijkt papa vragend aan.
‘Ja, homo’s zijn meestal
erg aardige meneren, die nooit rotzooi trappen. Ze hebben een goede smaak en
bovendien zijn ze niet dom.’
‘Dat zijn die NEKKERS
wel, hè pap?’
‘Ja, zielig zooitje!’
‘Ik vind voetbal best
leuk, pap!’
‘Dat dacht ik al, Guus.
En volgens mij vallen er straks nog meer doelpunten en dan wordt het nog
leuker!’
Guus kijkt weer naar het
uitvak.
‘Die NEKKERS zijn nu wel
heel stil, hè pap?’
‘Ja,’ lacht papa, ‘dat
komt omdat ze achter staan.’
Guus kijkt naar de Zuidtribune.
Daar staan de mensen te zingen en te springen.
‘Het lijkt wel een
feestje op de tribune, hè pap?’
‘Inderdaad, hoor ze eens
zingen: Waar is dat feestje, hier is dat feestje...’
Guus ziet dat een
voetballer van Vitesse heel hard tegen zijn benen geschopt wordt.
‘Oeioei, dat mag die
meneer toch niet doen, hè pap? Dat is toch heel gemeen?’
‘Nee, dat klopt en
daarom krijgt hij ook een gele kaart.’
‘Alle NEKKERS zijn homo,
alle NEKKERS zijn homo!’ zingen de jongens op Zuid.
‘Zijn de NEKKERS nu ook
homo's, pap?’
Papa kijkt Guus even
vragend aan, denkt even na en zegt dan: ‘Uh... ja, uh..., dat komt omdat ze...
uh.... zich vandaag zo netjes gedragen hebben, de supporters dan. Ze hebben
niet gevochten of met dingen gesmeten, ze hebben geen vuurwerk gegooid en zo.’
Guus knikt. ‘Ze hebben
alleen maar homo geroepen. En dat is niet erg, hè pap?’
‘Nee, Guus, dat is niet
erg.’
Guus denkt even na en
trekt papa dan aan zijn mouw.
‘Eigenlijk zouden alle
voetbalsupporters homo’s moeten zijn, hè pap?’
‘Hoezo?’ vraagt papa
verbaasd.
‘Dan zouden er nooit
meer vervelende dingen gebeuren bij het voetbal.’
Plus Vite